Het is 1995 en Pieter is één van de eersten in Nederland met een mobiele telefoon. Ik heb al vijf keer met een kwartje in de telefooncel zijn nummer gebeld, om iedere keer weer zijn opgenomen boodschap te horen:…

Wachten

“Dit is de voicemail van Pieter Cortel. Laat een bericht achter na de toon alstublieft.” Na anderhalf uur wachten en bellen, geef ik het op. Dit is het tijdperk waarin je niet even een buur of een vriend mobiel kunt bereiken om te vragen of iemand iets weet. De telefoons thuis worden niet opgenomen; blijkbaar is iedereen die ik bel deze vrijdagavond op stap. Bovendien heb ik niet veel contant geld meer en wil ik mijn kwartjes sparen om Pieter te bereiken. Me keihard verwerend tegen het visioen dat zich alsmaar aan me opdringt van twee agenten die me ernstig aankijken, besluit ik de trein terug naar huis te nemen. Die is net weg en ik moet een halfuur wachten. Op Station Sloterdijk moet ik verder met de bus naar Velsen-Zuid, waar we kortgeleden ons pas gekochte witte vilaatje aan de bosrand hebben betrokken. Ook de bus is net vertrokken en ik moet drie kwartier mijn angst en verschrikkelijke voorgevoel wegslikken. Ik doe dat met een glas rode wijn in de restauratie, terwijl ik voortdurend in mezelf blijf mompelen: ‘Hij is gewoon thuis. Als ik straks thuiskom staat zijn auto op het pad.’

Radeloos

Als ik eindelijk om half tien vlak achter ons huis uit de bus stap en de weg wil oversteken, valt mijn oog op een reclamebord: Uitendaal uitvaartverzorging. Ik begin midden op straat keihard te janken en zet het op een rennen. Hijgend kom ik aan in onze straat. Ons huis staat er donker en verlaten bij. Niemand thuis. Nog een klein stukje en ik kan op de oprit kijken. Niets. Geen auto. Hij is er niet. Wat is er in godsnaam gebeurd? Met trillende vingers steek ik de sleutel in het slot. Zodra de deur opengaat, roep ik tegen beter weten in: ‘Piep, ben je thuis?’ Een wild zwiepen van takken tegen de ramen is het antwoord. Ik heb me zelden zo radeloos gevoeld. Ik beluister de ingesproken boodschappen op het antwoordapparaat. Niets van Pieter. Wel een bericht van de collega die het feestje geeft waar wij worden verwacht. Hij vraagt of alles goed is en waarom we er nog niet zijn. Ik bel voor de zoveelste keer Pieters ouders. Ze nemen niet op. Ik bel opnieuw zijn zus en zwager. Niemand thuis. Het snot loopt over mijn bovenlip en alles aan mij trilt. En weer is daar het beeld van twee agenten met ernstige gezichten. Ik laat me met mijn rug tegen de bank op de grond zakken in de koude, donkere huiskamer en snik: ‘Oh Piep, laat dit niet waar zijn!’ 

Nachtmerrie

Ik raap mezelf bij elkaar en bel met het VU Ziekenhuis. Zodra er wordt opgenomen, vraag ik ademloos: ‘Is er een Pieter Cortel bij u binnengekomen?’ De portier informeert: ‘Wat is zijn adres?’, en ik noem de naam van onze nieuwe straat. ‘Nee’, hoor ik, ‘die Cortel hebben we hier niet.’ Ik bel het AMC. Daar herhaalt zich het gesprek. Ook hier hebben ze geen Cortel van de Doctor Kuyperlaan. Inmiddels twijfel ik er niet meer aan, of Pieter heeft een ongeluk gehad. Weer bel ik het VU Ziekenhuis, ik kan niets anders bedenken. Hij was daar tenslotte vlakbij om les te geven. Ik krijg dezelfde portier aan de telefoon. Huilend smeek ik: ‘Meneer, alstublieft, wilt u nog een keer kijken? Mijn vriend is niet op onze afspraak verschenen, dat is uren geleden en ook in het AMC is er geen Cortel.’ Dan doet de portier iets wat waarschijnlijk niet mag. Hij zegt: ‘Cortel uit Velsen-Zuid, die Cortel is hier niet binnengebracht.’ Met een klap dringt de volle omvang van wat er gezegd wordt tot me door. Die Cortel. In Pieters identiteitsbewijs staat nog zijn oude adres in Amsterdam. Ik slik een paar keer en stel dan de vraag die ik niet stellen wil, omdat ik het antwoord al weet en ik dat niet horen wil. ‘Pieter Cortel, Marnixstraat Amsterdam?’ ‘Ja mevrouw, die is hier vanavond binnengebracht. Ik verbind u door met de Intensive Care.’

Lees ook deel 3 van dit aangrijpende verhaal.

© Josje de Klerk | HetWensenmagazijn.nl