Jong weduwe is het aangrijpende waargebeurde verhaal van Josje de Klerk en haar eerste grote liefde Pieter, die door een noodlottig ongeval op eenendertigjarige leeftijd om het leven kwam. Josje schrijft transparant, rauw en eerlijk over deze periode, waarin al het geluk in één klap uit haar leven verdween.

Plannen

Het is november. Een gure wind blaast ons door de donkere straat naar de entree van het restaurant. Als we tegenover elkaar zitten zucht Pieter: ‘Hè, lekker warm hier!’ Over de tafel heen pak ik zijn handen en taxeer zijn blik. Hij lijkt iets in zijn schild te voeren. ‘What’s up your sleeve, love?’, vraag ik lachend. Een brede grijns verspreidt zich over Pieters gezicht, zijn ogen twinkelen ondeugend, maar een antwoord krijg ik niet. Nog altijd smoorverliefd genieten we van een heerlijk etentje en klinken met een mooie Zuid-Afrikaanse wijn op onze plannen. Pieter is registeraccountant en heeft van onze werkgever Deloitte het aanbod gekregen om een desk op te zetten in Johannesburg. Hij beschouwt het als de kans van zijn leven. Ik zal daar aan de universiteit kunstgeschiedenis gaan studeren, als vervolg op mijn opleiding interieurarchitectuur. We zijn net de dertig gepasseerd en behalve dat we aan de vooravond staan van een groot avontuur, maken we plannen die veel mensen van die leeftijd doorgaans maken. We willen graag kinderen; Pieter zet in op maar liefst vier en ook vanavond dringt hij aan op het stichten van een groot gezin, wat ik vooralsnog weglach. ‘Eerst maar eens ééntje, Piep!’, zeg ik zoals altijd. ‘Oké’, besluit Pieter toegeeflijk, ‘maar wil je dan wel twee dingen voor me doen? Morgen regelen dat we nog voor ons vertrek kunnen trouwen en stoppen met de pil?’ Ik val schaterend achterover in mijn stoel. ‘Tjonge jonge, zat je daarop te broeden, is dit een aanzoek?’ Pieter grijnst. ‘Ja, en de romantische versie komt later.’ 

Dag des onheils

De volgende ochtend klemt Pieter me in zijn armen voordat hij vertrekt naar de Vrije Universiteit, waar hij iedere vrijdag college geeft. ‘Tot straks’, fluisteren we met onze lippen tegen elkaar, ‘ik zal je missen.’ Voor het raam zwaai ik hem uit, werp nog een kushandje en krijg er één terug. Ik sprint de trap op naar de badkamer en pak mijn strip pillen. ‘Zo jongens, jullie gaan achter slot en grendel. Voorlopig niet meer nodig. We gaan een kindje maken!’, zeg ik zacht. Het geluk stroomt door me heen als ik denk aan onze liefde, onze plannen en het eerste kind – een jongen denken we allebei – dat we samen zullen krijgen. Ik ben die dag vrij en mijmer over april, wanneer we voor anderhalf jaar naar Zuid-Afrika zullen vertrekken. Het kan raar lopen in een mensenleven. Onze eerste afspraak staat me nog helder voor de geest en ik neem de tijd om terug te denken aan hoe we elkaar hebben ontmoet. 

Verliefd

We draaiden op ons werk al een poosje om elkaar heen en maakten regelmatig een praatje. Op een broeierig hete zomermiddag trok ik de stoute schoenen aan. Trillend op mijn benen liep ik naar Pieters kamer en stapte naar binnen met mijn agenda opengeslagen in mijn handen. Hij was aan de telefoon dus ik wachtte, intussen blozend om zijn opgetrokken wenkbrauwen en plagerige lachje. Nadat hij het gesprek beëindigd had, vroeg Pieter: ‘Wil je misschien iets vragen, Josje?’ ‘Of je zaterdag 16 juli met me uit eten wilt’, zei ik onomwonden. Pieters wenkbrauwen gingen nog iets verder omhoog, waarna hij naar zijn agenda graaide en me strak bleef aankijken. Wat ik op dat moment in zijn ogen zag, laat zich het beste omschrijven als de blik van iemand die de loterij gewonnen heeft. Ik had de signalen goed gelezen, dit wilde hij net zo graag als ik. Ruim een week later was onze afspraak bij een trendy restaurant aan een Amsterdamse gracht. Ik weet nog dat er pasta op mijn bord lag – en dat ik daar weinig van gegeten heb. Ik was tot over mijn oren verliefd. Pieter bleef voor de vorm nog een beetje op afstand, maar toen we het restaurant uitstapten en naar zijn fiets liepen, trok hij me tegen zich aan en zei: ‘Ik heb op jou gewacht, jij bent de liefde van mijn leven.’ Achterop zijn bagagedrager, mijn armen om zijn middel en mijn hoofd tegen zijn rug, wist ik dat ik mijn maatje for life had gevonden. We waren vanaf die eerste avond onafscheidelijk, zijn direct gaan samenwonen en begonnen al snel met onze zoektocht naar een huis. Soms weet je dingen gewoon heel, heel erg zeker. 

Ongerust

Ik ruk me los uit mijn herinneringen, trek mijn sportschoenen aan en ga een uurtje trainen. Aan het eind van de middag zal ik de bus en de trein naar Amsterdam nemen, waar we elkaar zullen ontmoeten. Het is 17 november, nu al aardedonker en totaal onverwacht is het gaan sneeuwen. Wat duurt het lang, waar blijft hij toch? Ik sta in de centrale hal van het Amstelstation. Om mij heen bewegen mensen zich van perron naar perron, lopen langs me de hal uit naar buiten en anderen passeren me naar binnen, een vlaag ijskoude wind met zich meenemend. Waar blijft hij toch? Dit mantra blijf ik maar herhalen en iedere keer als er een auto stopt die in het donker op die van ons lijkt, of ik zie een man aankomen met eenzelfde jas als die van Pieter, gaat er een rilling van opluchting door me heen. Tevergeefs, het is Pieter nog altijd niet. We hebben om half zes afgesproken dat hij me hier zou ophalen om samen naar een feestje te gaan. Het is bijna kwart over zes. Ik word steeds ongeruster.

Lees ook deel 2 van dit aangrijpende verhaal.

© Josje de Klerk | HetWensenmagazijn.nl